De Trouwringen

 

Even ter introductie Els Mulkens. Zij is de schrijfster van het boek ‘Een Verloren Jeugd’. Als driejarige kwam ze met haar broertje en zusje terecht in het rooms-katholieke gesticht de Nieuwenhof, Maastricht.

Ik loop vaak door het park langs het gebouw dat kinderen op een sadistische en vernederende wijze mishandelden. Ik kijk altijd naar de dak-raampjes-contouren van dit gebouw dat nu dienst doet voor de universiteit. Els stuurde ons onderstaand stuk op, en wij plaatsen dit met liefde.

 

De trouwringen

Zodra ik het geluid van het stampende eenpittertje hoor, weet ik dat het ruim honderd jaar oude sleepbootje De Geertruida onderweg is naar zijn vaste ligplaats.

Niet alleen is het sleepbootje een lust voor het oog, de eigenaars zijn ook bijzonder: vader en zoon zorgen met hun luidruchtige Amsterdamse tongval en humor op de saaie steigers voor heel wat reuring. Ik geniet altijd van dat stel. Maar dan vindt in het voorjaar het volgende voorval plaats.

Terwijl ik op de boot geniet van het schrale ochtendzonnetje, hoor ik plotseling iemand aan de overkant van de steiger om hulp schreeuwen. Het geschreeuw komt bij De Geertruida vandaan; ik zie dat de oude baas in het water is gevallen. Snel zet ik het op een rennen. Bij aankomst besef ik dat het me nooit zal lukken hem in mijn eentje uit het water te halen, dus wenk ik geïrriteerd naar mijn buurman, die op zijn splinternieuwe boot doodleuk staat toe te kijken. De hufter draait zich snel om en verdwijnt in zijn kajuit. 

Tot mijn opluchting zie ik uit de G-steiger mijn echtgenoot Tom met iemand komen aan hollen. 

Met vereende krachten halen ze de man uit het water, en nemen hem mee naar het toiletgebouw voor een warme douche. 

Als ik even later kom aanlopen met wat bij elkaar gescharrelde kleren uit onze boot, zie ik de oude baas bibberend op het bankje voor het toiletgebouw zitten. Hij wil op zijn zijn zoon Jan wachten die bij de wedstrijden op het catamarantstrandje is. De koppige man begrijpt niet dat als hij nog langer in zijn natte kleren blijft zitten, hij een longontsteking kan oplopen.

Ik beloof hem Jan te gaan halen, als  hij zich door Tom laat helpen drogen kleren aan te doen. Na enige aarzeling gaat hij akkoord. 

De loopafstand naar het strandje valt me nog tegen. Uiteindelijk loop ik het gebouwdje annex restaurantje binnen, en steven rechtstreeks af op de tafel waar de leden van de organisatie zitten. Ik vertel hen wat er aan de hand is. “Jan is heel even weg, maar zodra hij terug is zullen we het aan hem doorgeven,” beloven ze.

Terug in de jachthaven zie ik de redders op het bankje zitten. De oude baas is, gehuld in droge kleren, door zijn zoon meegenomen. Terwijl we naar onze boot lopen, hoor ik dat de man zich niet wilde uitkleden omdat hij een luier aanhad. 

De gelijkenis tussen baby’s en oude mensen treft me opeens. Nog maar net uit de baarmoeder spartelen babys als ze een luier om krijgen voordat ze in hun wiegje worden gelegd. En in de nadagen van ons leven sukkelen we met de gebruikelijke ouderdomskwaaltjes, en stribbelen flink tegen voordat we inzien dat we een luier moeten aandoen. 

Twee weken later komt Jan vertellen dat zijn vader een week eerder in het ziekenhuis is overleden.

De oude man was onwel geworden en naar de Eerste Hulp gebracht. Daar werden voor de zekerheid röntgenfoto’s gemaakt. Tot zijn verbazing zag de behandelend arts dat hij twee ringen had ingeslikt. Nieuwsgierig vroeg de arts waarom hij dat gedaan had. De oude man vertelde dat hij de trouwringen van hem en van zijn overleden vrouw veilig wilde stellen.

Wanneer Jan wil opstappen geeft Tom hem te kennen hij vooral zijn trui terug wil hebben. Jan haalt zijn schouders op en vertelt dat het ziekenhuis de spullen van zijn vader niet heeft meegegeven.

Even later zien we De Geertruida met Jan eenzaam achter het stuur uitvaren.

Ik laat mijn gedachten de vrije loop en zeg dat de oude baas niet alleen de ringen in zijn graf heeft meegenomen, maar ook Toms comfortabele trui. 

Gelijk heeft hij.

Els Mulkens

Juni 2018